Selecteer de taal

De laattijdige ontdekking van de medewerking van Hubert

Het ‘kwatrijn’ (vier originele verzen op de lijst geschilderd) vermeldt dat Hubert Van Eyck het werk is begonnen en dat [na diens overlijden in 1426] zijn broer Jan het voltooide in 1432. Men weet echter niet wanneer Hubert eraan begon, noch in hoever hij het werk had geconcipieerd, volledig of gedeeltelijk. Evenmin weet men wanneer hij stopte omwille van gezondheidsredenen. Men zal nu, na deze restauratie, begrijpen dat Hubert heeft gewerkt aan de Aanbidding.
Het werk aan het retabel duurde meerdere jaren, hetgeen een uitleg kan zijn voor de schade die ontstond in de periode tussen de beide meesters in, schade die te zien was op het röntgenbeeld en die tijdens de restauratie blootgelegd werd.
De inbreng van Hubert heeft ook tot de complexe stratigrafie bijgedragen. De techniek van een schilderij uit die tijd bestond erin meerdere lagen op elkaar te schilderen, min of meer opaak of transparant. Een vernis of een transparante laag kan de opvolging van twee meesters verraden. Maar het bestaan van een vernis of een glacis tussen lagen van een enkel schilderij werd ook beschreven, bijvoorbeeld in het Portret van Margareta Van Eyck (Groeningemuseum, Brugge). Een laag op een vernis mag dus niet automatisch beschouwd worden als een ‘overschildering’. Daarbij komt nog dat door de eeuwen heen veelvuldige restauraties gebeurden op het Lam Gods, en soms zeer vroeg al. Blijkbaar kwamen er reeds reparaties in de tijdsspanne tussen Hubert en Jan. Het Lam Gods is een complex geval en de uitdaging is dus heel groot.
Twee comités (een nationaal en een internationaal) waren belast met het opvolgen van de restauratie tijdens fase 2. Er werd niet aan Hubert gedacht. In de vergaderingen van het nationaal comité wordt zijn naam niet vermeld, ook niet in het eindrapport van restauratie fase 2 (closertovaneyck, Reports and Resources, Kathleen Froyen en Hélène Dubois (eds.), Brussel, 2020).

Pas in het bijkomend studiejaar, na de restauratie, erkennen de restaurateurs duidelijk in de Aanbidding de aanzet van Hubert, onder de afwerking van Jan. Een volledige (maar plaatselijk onafgewerkte?) laag van Hubert ligt dus onder het werk van Jan. Het paneel werd bijna volledig ‘overschilderd’ door Jan, de grote Meester. Het is enkel in dit paneel dat de twee handen boven elkaar erkenbaar zijn. In dit paneel — en in dit paneel alléén — bevinden (nu plaatselijk: ‘bevonden’) zich twee originele lagen boven elkaar: onderaan de laag van Hubert, bovenop, die van Jan.
De restaurateurs schrijven: “het onderzoek van de handenscheiding tussen Hubert en Jan [kon] pas echt starten na de voltooiing van de restauratie, nadat niet alleen de vergeelde vernislagen maar ook de 16e -eeuwse overschilderingen weggehaald waren. Een coherente hypothese kon pas tot stand komen na een jaar van bijkomend onderzoek, met extra fondsen.” Gezien geen zo nauwkeurige datering kan gebeuren, was het dateren ‘op het gezicht’ en ‘in principe’. De restaurateurs beschrijven een “korrelig uitzicht” dat hetzelfde was als de overschildering op het gesloten retabel.
De details waarin de restaurateurs Huberts hand herkenden waren al voor de restauratie met het blote oog te zien geweest. Ze lagen aan de oppervlakte. Een vooronderzoek had dit kunnen aanwijzen. Het is onvergeeflijk dat het pas na de restauratie gebeurde. Sommige koppen van mindere kwaliteit schrijven de restaurateurs nu toe aan Hubert. De restaurateurs zien nu ook duidelijk, met het blote oog, dat er twee weiden op elkaar liggen: die van Hubert onderaan, die van Jan er bovenop. Alles was met blote oog te zien voor men aan de restauratie begon. De ‘ontdekking’ komt te laat: een deel van de weide van Jan was al weg geschraapt.
De restaurateurs denken dat de twee grote gebouwencomplexen aan de horizon niet overschilderd zijn, en dat ze ook van Hubert zouden zijn. We denken dat op het grote gebouwencomplex links, de fijne details en verschillende pentimenti waarschijnlijk door Jan zijn bijgeschilderd. Gelukkig zijn ze gespaard.

7. I 1024Fig.: de gezichten verschillen in kwaliteit: links, de mindere koppen van Hubert. Rechts de koppen van Jan.

8 double prairie12.21 1024

Fig.: hier een zone waar in 1950 Albert Philippot ‘een beetje werkte’ met zijn scalpel wat onder de bovenste weide lag. De onderste weide (van Hubert) werd daar blootgelegd.

 Het was logisch dat Hubert met de Aanbidding was begonnen, en het blijkt nu inderdaad dat Hubert reeds ver was gevorderd op dat paneel, toen hij het werk moest opgeven. Jan behield de algemene compositie, maar verbeterde en overschilderde het grootste deel van het zwakkere werk van zijn broer.


 De noodzaak van een vooronderzoek

Een restauratie van een meesterwerk mag nooit beginnen vooraleer een grondig onderzoek is uitgevoerd, waarbij alle gegevens worden verzameld, historisch en technisch. In dit geval moesten de resultaten van een dergelijk onderzoek medegedeeld worden aan de comités (nationaal en internationaal) voor debat en bespreking. De leden van de comités moesten documenten in handen krijgen, schema’s met de overschilderingen, voorstellen van restauratie (welke ‘overschilderingen’ wegnemen? Welke niet?). Het nationaal comité waarvan ik lid was heeft geen voorbereidende documenten in handen gekregen. Is de Aanbidding grondig onderzocht voor de restauratie? De laattijdige observatie van de hand van Hubert aan de hand van details die centraal lagen in de Aanbidding lijkt erop te wijzen dat men weinig tijd heeft besteed aan vooronderzoek, maar dadelijk is beginnen schrapen.
Niet alle oude overschilderingen moeten weggeschraapt worden. Bijvoorbeeld als hetgeen eronder ligt beschadigd is, en als het onzeker is dat de restaurateurs een betere retouche zullen uitvoeren. Het is ook algemeen aanvaard dat men kan kiezen voor het behouden van een later toegevoegd detail met historische waarde. Dat was zeker het geval voor het zogenaamd kasteel ‘Cortewalle’, waarvan men niet kan uitsluiten dat het door Jan was geschilderd.

In het rapport van 2020 in closertovaneyck en in de publicatie van 2021 (Steyaert et al.) is een schema gepubliceerd die zeer approximatief in het rood aangeeft waar “zones liggen waar overschilderingen werden weggeschraapt”. Niet alleen kwam het schema te laat (na de restauratie), maar het is ook misleidend. Brede zones worden in het rood gekleurd, alhoewel er soms enkel kleine details werden weggeschraapt. Op andere plaatsen is het inderdaad de volledige rode zone die is weggeschraapt. Had men het aandeel van Hubert vroeger erkend, dankzij een grondig voor onderzoek, dan moest bijna de volledige oppervlakte van de Aanbidding in het rood gekleurd zijn.


 Dateren of identificeren? De vooruitgang van de wetenschap

De wetenschap heeft veel vooruitgang geboekt in de identificatie van oude materialen zoals additieven bij de pigmenten, bindmiddelen…. Ook is de digitale beeldvorming een enorme vooruitgang voor de kunstgeschiedenis. Nieuw is de techniek MA-XRF die voor het eerst werd aangewend voor het gesloten retabel tijdens fase 1 van de restauratie. Die laat toe de chemische elementen in kaart te brengen over een grote oppervlakte. Maar de vooruitgang in de identificatie van de componenten houdt niet in dat het dateren dezelfde vooruitgang heeft geboekt, enerzijds omdat het onmogelijk is van nature uit, anderzijds omdat datering verdere documentatie en perspectief vereist, waarvan we nog veraf zijn.
De ‘overschildering’ werd hier verkeerdelijk als ’16de- eeuws’ bestempeld door de restaurateurs. Over hun argumenten, wetenschappelijk onderzoek, documenten… op dewelke deze datering steunt, geven ze niets aan. De materialen gebruikt in de 15de-en 16de-eeuw zijn grotendeels dezelfde, en kunnen geïdentificeerd worden, maar niet gedateerd. Waarom werd die datum niet in vraag gesteld? Werd die late datum misschien achteraf aangewend om het idee op te roepen bij het grote publiek dat de weggeschraapte overschildering niet van Van Eyck kon zijn? Aldus kon men dan het ‘wegschrapen’ verrechtvaardigen. Uiteindelijk hebben de restaurateurs gesteund op het “korrelig uitzicht” van de laag, die ze vergeleken met de overschildering op het gesloten retabel.
Van de zware interventie in het hoge deel van de Aanbidding is er geen correcte melding, noch in het rapport van 2020, noch in de publicatie van 2021 (Steyaert et al.).


 De kopie van Michiel Coxcie (1557-1558)

Als hulp voor het dateren van de originele lagen en van de overschilderingen in het Lam Gods kunnen we echter beroep doen op een zeer oude kopie. De schilder Michiel Coxcie voerde die uit in 1557-1558 in opdracht van de Koning Philip II van Spanje. Voor een detail dat tegelijkertijd voorkomt in het Lam Gods en op de kopie, kunnen we a minima een tijdsspan voorstellen van tussen 1432 en 1557. De toewijzing aan Hubert, aan Jan of aan een andere hand zal men echter voorzichtig hanteren. Meerdere details die voorkomen in de kopie van Coxcie, werden uit het Lam Gods geschraapt, zonder uitleg. We zullen er voorbeelden van zien in dit rapport.
9Coxcie cStaatlicheMuseenzuBerlinGemaldegalerie fotoPrezy 1 1024

Fig. Michiel Coxcie, paneel met de Aanbidding van het Lam, (Staatliche Museen zu Berlin, Gemäldegalerie). Deel van de kopie van het Lam Gods, uitgevoerd in 1557-1558 in opdracht van de koning van Spanje Philips II. De retabelpanelen zijn vandaag verspreid over verschillende musea.

De kopie is trouw aan het model van Jan Van Eyck, al bestonden er in 1557-1558 reeds overschilderingen en oude herstellingen, die Coxcie dan ook heeft overgenomen. We beschouwen echter dat Coxcie overwegend het werk van Jan Van Eyck kopieerde. Zoals reeds vermeld, vertoonde de laag die in fase 2 werd blootgelegd reeds beschadigingen voor de ‘overschildering (van Jan?)’ begon. We weten niet hoeveel tijd er verliep tussen het moment waarop Hubert met schilderen stopte, en het moment waarop Jan eraan begon. Dat kunnen enkele jaren zijn waarbij eventueel vernislagen aangebracht werden en er schade was voorgevallen (bijvoorbeeld door nalatigheid voor een onafgewerkt retabel, of door brandende kaarsen op een altaar…).
Het belet niet dat de restaurateurs bij fase 2 voorzichtig hadden moeten zijn vooraleer details weg te schrapen die voorkomen op de kopie van Coxcie. We kunnen zien dat de restaurateurs met hun scalpel in het bijzonder de blauwachtige verten maar ook veel van de begroeiing verwijderden. Men had de kopie van Coxcie voortdurend moeten raadplegen. Te veel details die bij Coxcie aanwezig zijn, en dus zeer oud waren, werden in fase 2 weg geschraapt. Soms gebeurt het dat overschilderingen, zelfs van latere datum, deel uitmaken van de geschiedenis van het retabel, en dan is het belangrijk om die te conserveren. Dat was zeker het geval met het kasteel ‘Cortewalle’, dat mogelijk nog door Jan was geschilderd. Het afschrapen ervan werd niet besproken in het nationaal adviescomité. Ook het verwijderen van een kapel, zoals we later zullen zien, werd niet gemeld.


 Waarom verder schrapen als het resultaat niet goed is?

De restaurateurs zijn ervan uitgegaan dat de onderlaag de ‘originele laag’ was, en hebben in het volste vertrouwen geschraapt. Was de toestand dan al gauw onomkeerbaar geworden? Hoe was de reactie toen details die op de bovenste weide lagen, weggeschraapt waren, zoals de palmen? En toen de blauwe weide groen was geworden? De ‘blauwe verte’, hetzij in de weide, hetzij over de architectuur moest natuurlijk bestudeerd en besproken worden vooraleer ze weggeschraapt werd.
Ofwel hebben de restaurateurs niet opgemerkt dat de laag die ze wegnamen mooier was en in een betere toestand verkeerde dan de laag die zij blootlegden, en dat ze schade aanrichtten met hun scalpel. Dan zijn ze niet de juiste personen om aan het Lam Gods te werken.
Ofwel hebben ze de schade gezien, maar ze hebben doorgewerkt omdat hun actie onomkeerbaar was geworden. Of ze hadden het idee dat ze het met hun retouches wel zouden oplossen. Dan zijn ze echter ook niet de gepaste personen om aan het Lam Gods te werken.


 Wat wisten de nationale en internationale comités ?

Waarom heeft niemand het voorgaande zien gebeuren, terwijl twee comités belast waren met het opvolgen van de restauratie? Welke informatie hebben deze comités gekregen? En hebben ze de informatie op tijd gekregen? Wisten de comités van het grote project om de laag aan de oppervlakte weg te schrapen, van de bovenste weide, bomen struiken, architectuur, hemel, en kop van het Lam…? Hebben ze daarmee ingestemd?
Het International Committee blijkt documenten in handen gekregen te hebben om de vergaderingen voor te bereiden. Kregen zij wel de gepaste documentatie? Volgens een schrijven van een Amerikaanse collega, waren ze niet op de hoogte van de omvang van de interventie. Nu onlangs ondervraagd, zeggen sommige leden dat het International Committee zich unaniem aansluit bij de restaurateurs en hun werkwijze goedkeurt. (zo werd mij gezegd, maar dat is verder te onderzoeken). Unanimiteit bekomt men echter als men de dissidente stemmen uitsluit. Het nationaal comité waarvan ik lid was, werd niet ingelicht over de plannen om het bovendeel van de Aanbidding weg te schrapen, noch over de slechte kwaliteit van de blootgelegde laag. Als lid van het nationaal comité heb ik de toestand pas kunnen inkijken en begrijpen na de restauratie in 2020, toen de beelden tijdens- en na- restauratie op de website closertovaneyck kwamen, samen met de rapporten (ook in 2020) en met de publicatie van het boek in 2021 (Griet Steyaert et al.). Tijdens de restauratie werden aan de leden van het nationaal comité geen documenten overhandigd.

3. ens 300